Van Theo mocht je het verwachten, van de andere Theo ook en
van Nicky en misschien is dat bij Davey ook zo, maar die uit zich wat minder.
Trots. Van echte Arnhemmers is het logisch dat ze trots zijn als ze in het
geel-zwart mogen spelen. Dat ze de club mogen vertegenwoordigen die hun stad
mede aanzien geeft. Dat ze bij kunnen dragen aan het Arnhemse gezicht van
Vitesse.
Niet alleen zij zijn trots, dat zijn de supporters ook. In Heerenveen speelt er
geen Fries in de basis, laat staan een Heerenvener, maar in Arnhem hebben er
altijd jongens uit de stad gespeeld. En die jongens zorgen voor authenticiteit,
voor echtheid, voor binding met de stad. Die trots is dan ook logisch,
vanzelfsprekend en eigenlijk ook ‘verplicht’.
Minder vanzelfsprekend is de trots die een nieuwe speler van
buitenaf voelt als hij een contract tekent bij een club. Meestal gaat het om
een sportieve verbetering, een niveautje hoger, een grotere club. Vaak ook is
het geld van doorslaggevende betekenis. De worst die wordt voorgehouden is zo
groot dat spelers kwijlend voor welke club dan ook willen tekenen. We hebben ze
de afgelopen tijd genoeg voorbij zien komen. En niet alleen in Arnhem. En geef
de jongens eens ongelijk: het leven is kort en een voetbalcarrière nog korter.
Als Barcelona langs zou komen of Manchester United, dan zou wat er in het
contract staat van minder belang zijn. Ze zouden zelfs contributie willen
betalen als ze tot die uitverkorenen zouden mogen behoren. Trots is in zo’n
geval een ongrijpbaar betaalmiddel geworden, net als de bitcoin.
Ik kan me niet herinneren dat er een speler bij Vitesse een
contract heeft getekend, die bijna naast zijn schoenen ging lopen van trots, los
natuurlijk van de Ernumse jongens. Tot voor kort trokken spelers vaak nog hun
neus op als zich een delegatie van Vitesse meldde. Vorig seizoen nog, tijdens
het transferwindow in januari, kon geen enkele speler met het gewenste niveau
aangetrokken worden. Je gaat toch niet naar Arnhem, naar die club waar het
altijd hommeles is? Dat staat niet goed op je cv.
Tijden veranderen. Ondanks de vele bijnamen, Hollywood aan
de Rijn, Chelseafiliaal, Doorgangshuis, Vreemdelingenlegioen, is het aanzien
van de club veranderd. Niet zozeer bij de pers, die nog maar al te graag
bovenstaande clichés gebruikt, maar wel bij spelers. Ze zien wat er bij Vitesse
gebeurt, zowel in het veld als daarbuiten. Arnhem is geen melaatsenkolonie
meer, maar een luxueuze springplank naar een mooie toekomst. Daar wil je van
profiteren, daar wil je wel een contract tekenen.
Hoe hartverwarmend is het dan als je de twinkelende pretogen
van Rochdi Achenteh ziet, die het maar niet kan laten om aan te geven hoe trots
hij is dat hij bij Vitesse mag, ja mag, voetballen. Trots
als een aap met zeven
lullen geeft hij interviews en rondleidingen in het trainingscomplex. Deze
jongen, die zolang van Aanholt nog in Arnhem is, in principe geen zicht heeft
op een basisplaats, toont met hetzelfde ongeloof zijn blijdschap als Alexander
Buttner deed bij zijn verrassende overgang naar Manchester. Deze jongen wil
niet alleen voetballen, hij wil voor Vitesse voetballen. Hij heeft nog geen
minuut gespeeld, maar ik ben nu al fan van hem.