Hand in hand, kameraden.
Op een slof en een ouwe voetbalschoen.
Voor Rood-Wit gezongen, vol
man'lijke kracht.
Klink dan en daverje
fier yn it rûn, dyn âlde eare, o Fryske grûn.
Geel en zwart zijn onze
kleuren.
Het
zijn bekende citaten uit clubliederen. Liederen die alleen te horen zijn in het
eigen stadion, of in het uitvak bij andere clubs. Elke supportersschare heeft
zo zijn eigen, vaak wat oubollige, hymnes uit een grijs verleden, die het
koestert en die bij elke wedstrijd uit volle borst worden meegezongen.
En
zo hoort het ook. Het zorgt voor verbondenheid. Het is een uiting van de eigen
identiteit. Voor mij persoonlijk zijn Vitesse,
Vitesse, de kleuren geel en zwart waar ik van hou en Als Vites’ aan de winst gaat bouwen de liederen uit het verleden
die dat clubgevoel symboliseren. Veel meer dan Geel en zwart zijn onze kleuren, dat ik maar een lijzig, stroperig
nummer vind, waarvan de tekst een hoog Sinterklaasgehalte heeft.
Die
oude nummers zijn niet meer van deze tijd. Veel jonge supporters kennen ze niet
eens. Maar zoals gezegd, Geel en zwart mist kracht en passie om echt lekker uit
volle borst mee te kunnen zingen. Misschien dat Emile Hartkamp nog eens een
poging wil wagen om een betere melodie te componeren. De tekst schrijven moet
geen probleem zijn, daar wil ik zelfs wel bij helpen.
Over
muziek en Emiel gesproken. Wat ging hij zondag de mist in tijdens de pauze.
Samen met zoonlief wat gezellige meezingers ten gehore brengen. Kan geen kwaad
zou je zo zeggen, dat houdt de sfeer erin. En in principe is dat ook zo. Een Arnhemse
zanger/liedjesschrijver en bovendien nog stadionspeaker ook, die een leuke
smartlap zingt, zal toch wel op waardering kunnen rekenen van het thuispubliek.
Niets was minder waar, afgelopen zondag. Een hels fluitconcert klonk vanaf de Zuidtribune.
Mensen gingen met de rug naar het veld staan en een enkeling toonde zelfs zijn
ontblote achterwerk aan de zanger. Gelukkig voor Emile stond de supporter wat
hoog op de tribune, want een aangenaam gezicht was dat niet.
Laat
ik wel eerlijk zijn: ik had het zelf eerst niet in de gaten, ik was te druk met
mijn mobieltje. Maar vriendje Bart uit Eindhoven, die met zijn PSV-seizoenkaart
in zijn portemonnee en een Vitesse-Liverpool sjaal om (“heb ik toch nog wat
rood en wit om de nek”) naast me zat op de Zuidtribune, viel het als eerste op:
“Wat zingt die eikel nou?” Nu lijden ze in de Lichtstad wat meer aan de
020-allergie dan in Arnhem, maar binnen de kortste keren klonk het afkeurend
gefluit vanaf de tribunes.
Je
gelooft het niet, maar de zanger zong, ongetwijfeld met
de beste bedoelingen ‘Jij gelooft in mij’
van André Hazes. Voor de onwetenden onder ons, dit is een lied dat altijd
geassocieerd wordt met Ajax. Het zal ongetwijfeld en jammer genoeg eind april,
begin mei weer klinken op het Leidse plein, wanneer de platte schaal aan het
volk wordt getoond.
Er
zijn van die nummers die niet voor de club geschreven zijn, maar door de
supporters worden omarmd en gekoesterd. Meestal liedjes van zangers uit de
eigen stad, die ook nog eens supporter zijn. Denk aan Lee Towers en ‘I will survive’ in Rotterdam en de
Brabantse meezingers van Guus Meeuwis in Eindhoven. In Den Haag en Utrecht zal
je deze nummers dan ook nooit horen in de stadions. Begrijpelijk toch?
Laten
we er maar vanuit gaan dat Emile zich niet bewust is geweest van de emoties die
het nummer bij de supporters zou oproepen. Daarvoor is zijn hert veel te geelswert. Maar misschien is het wel een seintje aan de
liedjesschrijver om een nog grotere bijdrage te leveren aan de identiteit van
de club en de stad. Een pakkend nummer dat iedereen in Nederland zal associëren
met Arnhem en Vitesse. Een nummer dat galmend door het stadion klinkt en
misschien wel de nummer één op de hitlijst wordt. En de zanger van dat lied mag
wat mij betreft dan best zijn zoon zijn.