In de bus op de
heenweg heb ik zo’n goed gevoel. Vandaag zal het een speciale dag worden. Dat
is het natuurlijk al. Zeker voor die broze mannen, die zeventig jaar geleden
voor onze vrijheid vochten.
Het is voor hun
de hele week al een warm bad van respect en emoties. Het weerzien met oude
kameraden, met de Nederlandse vrijwilligers die zich belangeloos over hen
ontfermen, zorgt naast de officiële momenten voor kippenvel en tranen. En
natuurlijk de vele toejuichingen van mensen voor wie die oorlog gelukkig ver
weg is geweest. Na al die activiteiten moeten de mannen welhaast uitgeput zijn
op zaterdagavond.
Maar er zijn er
toch nog een aantal die hun laatste krachten verzamelen om zich in het
Gelredome te laten toezingen en –juichen. Daar hebben ze zich op verheugd. Voor
velen is het misschien zelfs wel het hoogtepunt van hun komst naar Arnhem.
En aan de mensen
in de bus te zien, krijgen de veteranen wat ze verdienen. Erg veel
Airbornesjaaltjes om de hals, wat maroonkleurige Vitessebaretten. Jongens in
het Airborne uitshirt en een enkeling die zelfs zijn garderobe heeft aangepast
aan deze bijzondere avond. Arnhem draagt deze mannen op handen. Als ze er zijn,
geven ze de stad een bijzondere uitstraling en de mensen een apart gevoel. En
dat was te merken de dagen voorafgaand aan de al bijna traditionele
Airbornewedstrijd. En dit fantastische initiatief, dat de supportersvereniging
zo’n zeven jaar geleden genomen had (waarom had niemand er al eerder aan
gedacht, vraag je je af), wordt gewaardeerd. Natuurlijk door de mannen en hun
familie zelf, maar ook door de Arnhemmers en zelf de landelijke pers spreekt
grote waardering uit over dit huldebetoon.
Hoewel deze
mannen een vol stadion verdienen, is het enthousiasme van de wel aanwezige
toeschouwers hartverwarmend. Vitesse Is Van Ons heeft ervoor gezorgd dat de Noordtribune er
bijna feestelijk uitziet met vlaggen in de Airbornekleuren. Het imposante spandoek van de voorbeeldige aanvoerder Guram Kashia, die zijn respect toont aan
Johnny Peters, hangt als uithangbord voor de Theo Bos-tribune. De ovationele
staande ovatie van alle aanwezigen bij de binnenkomst van de veteranen is weer
hartverwarmend. Het kan niet anders, dan dat deze mannen weer overweldigd
worden door het getoonde respect.
En dat is toch
wel opmerkelijk te noemen. In een tijd waarin de maatschappij verhardt, de
wereld in brand staat en er geen begrip meer is voor de medemens, staan we daar
met een brok in de keel onze bewondering te tonen aan mannen die zeventig jaar
geleden voor onze vrijheid hebben gevochten. En het meest opmerkelijke is wel,
dat misschien wel de grootste eer, de belangrijkste herdenking en de meest
imposante festiviteiten rond de Tweede Wereldoorlog in Nederland bedoeld zijn
voor mannen die misschien wel de belangrijkste slag in Nederland verloren hebben. Jawel, we eren hen die verloren hebben. Die niet hebben kunnen
doen waarvoor ze kwamen. Ondanks leeuwenmoed, vastberadenheid en
doorzettingsvermogen is het ze niet gelukt om de oorlog te bekorten, met een
hongerwinter als gevolg. Dat is bijzonder. Je mag dan ook met recht zeggen, dat het een
bijzonder volk is, dat aan de verliezers zo’n grote eer toekent. Verliezers die
er alles aan gedaan hebben om hun doel te bereiken en daarvoor terecht ons
respect verdienen. En dat geeft een bijzonder gevoel.
In de bus terug
naar huis zit ik echter met een ander gevoel: een kater. De uitslag is
weer niet wat we ervan verwacht hebben. Weer is het beste van het spel door
onze mannen op de mat gelegd. En weer lukt het niet om, ondanks dat goede
voetbal, de drie punten in Arnhem te houden. Het is dan wel geen nederlaag,
maar zo voelt het wel. Sommige medepassagiers zitten er wat stoïcijns bij,
anderen moeten hardop hun ongenoegen kenbaar maken.
Stelletje klootzakken.
Ze kunnen er geen zak van.
Oprotten met dat zooitje.
Zouden ze in
Engeland in 1944 de jongens die terugkwamen uit Arnhem ook zo hebben bejegend? Zijn ze destijds ook zo voor
rotte vis uitgemaakt? Werd hun toen ook alle schuld in de schoenen geschoven?
Natuurlijk is de vergelijking tussen een oorlog en een voetbalwedstrijd misschien wat ver gezocht, maar laten we wel wezen: zonder geluk vaart niemand wel. En zonder begrip en respect ook niet. Ook dat moeten we nooit vergeten.
Natuurlijk is de vergelijking tussen een oorlog en een voetbalwedstrijd misschien wat ver gezocht, maar laten we wel wezen: zonder geluk vaart niemand wel. En zonder begrip en respect ook niet. Ook dat moeten we nooit vergeten.