Zaterdagmorgen.
Tweeƫntwintig kleine mannetjes op een voetbalveld, die allemaal enthousiast
achter een bal aanrennen. Zonder tactiek
en vaak ook zonder techniek. Trotse ouders die lachend langs de kant staan. Een
enkeling die denkt met vloeken en schelden het niveau te kunnen verbeteren. Wie
kent het beeld niet? Wie is niet zelf zo’n ouder geweest? Of zo’n jongetje?
Ach, met voetbal heeft het nog niet veel te maken. Het is
het spelplezier waar het om gaat. Lekker buiten sporten met een stelletje
vriendjes. Plezier hebben. Als je wint dan is het feest en verlies je… ach,
volgende week beter. Er hangt natuurlijk ook niks vanaf.
Hoe anders is het bij de grote jongens. Bij hun staat er
heel wat op het spel. Elk resultaat heeft gevolgen voor de uitstraling en de portemonnee
van de club. Er moeten resultaten geboekt worden, punten gehaald, geld
verdiend. Alles in het teken van prestatie.
Natuurlijk moet je als eredivisieclub aan de bak. Goede
trainingsaccommodatie, mooi stadion, goede staf, prima jeugdopleiding. Niks mis
met de infrastructuur. Als de prestaties goed zouden zijn, dan zou iedereen
trots zijn op zo’n club. Maar het is nu even anders. Die prestaties blijven
uit, de publieke belangstelling neemt af, veel kritiek. Het woord crisis valt
met zekere regelmaat. Iedereen zoekt een middel om uit de impasse te raken. En
dat middel is zo simpel. Een paar wedstrijden overtuigend winnen en iedereen
loopt weer de polonaise. Zo gaat dat in het voetbal.
Makkelijk gezegd, een paar wedstrijden winnen. Hoe krijg je
dat voor elkaar? Misschien moet er weer eens gekeken worden bij de jongste jeugd. Weer even zien
waar en vooral hoe het allemaal begon.
Voetbal is een wetenschap geworden. Alles wordt beredeneerd, in concepten verpakt. Tactische analyses en prognoses worden op de spelers losgelaten. En eigenlijk wordt daarmee voor een gedeelte het talent van het individu beperkt. Iedereen moet zich schikken naar het masterplan van de coach en de club. Iedereen moet in de organisatie spelen, iedereen moet zich aan de afspraken houden. Het keurslijf zit heel strak.
Je zult hier niemand over horen klagen als de punten
binnenstromen. Als de resultaten de verwachtingen overtreffen, is iedereen
zelfs trots op het concept. Terecht! Als het werkt, dan is het goed. Maar wat
als het niet werkt?
Terug naar de bron, zei ik dus. Terug naar waar het allemaal
mee begon: spelplezier. Schop die bal naar voren en rennen maar. Onorthodox,
kip zonder kop, hotsknotsbegonia, het maakt me niet uit hoe je het noemt. Maar
als niets anders werkt, dan maar zo. Je zag het zaterdagavond nog: een bal in
de diepte op Rashica, een passeerbeweging, afleggen en goed afmaken door
Tighadouini. Je merkte het ook gelijk op de tribunes, dit willen we zien.
Iedereen ging er weer achter staan, er werd weer even gezongen en met vlaggen
gewapperd. Hoe simpel kan het zijn?
Niet dat elke lange bal naar voren een doelpunt zal
opleveren, maar het schept verwarring bij de tegenstander. Die gaat ervan uit
dat Vitesse altijd vanuit de organisatie voetbalt. En dat is nu zo
voorspelbaar. En door het trage spel is er ook alle tijd om je daarop in te
stellen. Tijd dus om het roer eens om te gooien. Zorg voor een solide
verdediging en gooi dan die bal eens wat vaker gewoon in de diepte. Snelle
jongens op de flanken, opkomende backs.
Zorg voor enthousiasme, dat wordt zo overgenomen op de tribunes. En dan
gaat het maar tien keer zonder resultaat. Nummer elf is dan een doelpunt en is
het feest in het stadion. Ik zie het al helemaal voor me. Dus: gaan met die
banaan!